Met iets meer dan een week te gaan tot de verkiezingen groeit in Den Haag de discussie over de rol van de overheid als aandeelhouder. De mogelijke verkoop van staatsaandelen in Holland Casino staat daarbij symbool voor een bredere trend: het zoeken naar financiële ruimte en marktwerking.
Terwijl sommige partijen vertrouwen op privatisering om meer budget vrij te maken voor defensie en onderwijs, waarschuwen anderen voor een te snelle uitholling van publieke belangen in een sector met maatschappelijke gevoeligheid.
De veranderde dynamiek in de kansspelmarkt speelt een belangrijke rol in deze discussie. Innovatie, toezicht en transparantie staan centraal bij digitale platforms die hun werking verfijnen volgens normen van veiligheid en naleving. Dit principe sluit aan bij het beleid van veilige goksites in het buitenland, waar onafhankelijke toezichthouders streng toezien op uitbetalingspercentages, KYC-controles en data‑beveiliging om geloofwaardigheid te behouden. Dergelijke buitenlandse voorbeelden tonen hoe concurrentie en regelgeving elkaar versterken, waardoor spelersvertrouwen groeit en bedrijven meer inzicht krijgen in gedragsanalyses.
De Nederlandse situatie wijst op een vergelijkbare spanning: hoe vinden autoriteiten een evenwicht tussen bescherming van consumenten en het stimuleren van economische efficiëntie in een sector die steeds internationaler opereert?
Het Centraal Planbureau berekende dat de verkoop van staatsbelangen in Holland Casino, naast andere ondernemingen zoals TenneT Duitsland en ABN Amro, tientallen miljarden euro’s kan opleveren. Voorstanders zien hierin een kans om structurele investeringen in defensie en onderwijs te financieren zonder belastingverhogingen. Critici daarentegen waarschuwen dat incidentele opbrengsten toekomstige budgetproblemen niet structureel oplossen. Zij herinneren aan eerdere privatiseringsrondes waarbij de opbrengst weliswaar tijdelijk lucht gaf, maar waarbij de overheid haar dividendinkomsten verloor.
Vooral in een tijd van stijgende rentelasten en geopolitieke onzekerheid klinkt de roep om een duurzame begrotingsstrategie luider. De keuze om Holland Casino te verkopen wordt zo een symbooldossier over financiële discipline versus langetermijnbehoud van strategische activa.
Holland Casino bevindt zich sinds jaren op een kruispunt. Enerzijds is het bedrijf volledig eigendom van de staat; anderzijds functioneert het op een markt die snel digitaliseert. Door de liberalisering van online kansspelen is de concurrentie fors toegenomen, terwijl de fysieke vestigingen kampen met dalende bezoekersaantallen.
De aangekondigde belastingverhoging tot 37,8 procent in 2026 vergroot de druk op marges en kan eventuele geïnteresseerde kopers afschrikken. Tegelijk onderzoeken politieke partijen modellen waarin de overheid enkel een minderheidsbelang behoudt, zodat toezicht behouden blijft maar ondernemerschap wordt bevorderd. Dit past in een bredere trend binnen Europa, waar overheden hun rol in commerciële sectoren heroverwegen om budgetten te verlichten en innovatie te stimuleren zonder volledige controle te verliezen.
De Nederlandse aanpak staat niet op zichzelf. Zweden verkocht onlangs zijn staatscasino’s wegens aanhoudende verliezen en veranderend spelersgedrag. In Duitsland en Frankrijk kennen staatsbedrijven een vergelijkbare spanning tussen publieke missie en rendementseis. Internationale exploitanten spelen hier handig op in door samenwerkingen aan te gaan met lokale merken en door te investeren in digitale infrastructuur.
Naarmate grenzen in het online‑domein verder vervagen, groeit ook de druk op de Nederlandse overheid om zich te positioneren. De discussie over Holland Casino krijgt daarmee een geopolitieke dimensie: de vraag is niet alleen of de staat moet verkopen, maar ook hoe Nederland zich verhoudt tot internationale kapitaalstromen en concurrentie uit markten waar liberalisering al jaren gemeengoed is.