Wacht rustig af, je kans op revanche komt wel

7 March 2023, 08:48 uur
Columns
mainImage

In de politiek komt het regelmatig voor dat je onverwacht in de rug wordt aangevallen of dat je wordt beledigd. Ik weet al vanuit mijn jeugd, dat je niet impulsief moet handelen. Wacht rustig op je kans om terug te slaan; die gaat vast en zeker komen.

Toen ik zeventien was verhuisden mijn ouders van het drukke Rotterdam-West naar de saaie Alexanderpolder. Verveling troef, want iedere keer op de Puch naar de Mathenesserweg ging op den duur tegenstaan.

Daarom besloot ik een krantenwijk te nemen: Het Rotterdams Parool. Bij het bezorgen kwam ik collega’s tegen en ik merkte dat ik als bezorger van Het Vrije Volk of het Rotterdams Nieuwsblad in kortere tijd meer zou verdienen omdat je per aantal betaald kreeg en Het Parool niet veel gelezen werd.

Ik liet me dus inschrijven als aspirantbezorger van die kranten en na enkele maanden mocht ik me bezorger van Het Vrije Volk noemen. Ook nu bleek de praktijk anders dan gedacht. Een aantal kranten in een wijk met rijtjeshuizen, was anders dan een flat. Wel hetzelfde aantal, maar in een flat was je veel eerder klaar. Er waren twee zeer begerenswaardige wijken, die ieder uit slechts vier flats bestonden. Na een jaar werd ik de gelukkige bezorger van één van die wijken.

Nu was ik in die tijd kwekeling (aspirant onderwijzer) en dat gaf me enige status die ik verzilverde door ook de klachtendienst te doen. Na achten werd ik gebeld om niet bezorgde kranten alsnog na te bezorgen. Ook moest ik eventueel slecht gedrag van bezorgers met hen bespreken en ze daar waar nodig tot de orde roepen.

Tijdens mijn werk in de flats ontmoette ik mijn collega van het Rotterdams Nieuwsblad. Het klikte (we zijn nog heel lang bevriend gebleven). Hij deed net als ik de klachtendienst en al snel zagen we de mogelijkheid tot combineren. Ieder nam twee flats met zowel HVV als het RN en om de week beide klachtendiensten. Ik was ook zeer onaangenaam verrast toen hij ging stoppen, maar hij introduceerde me bij het RN en ik kon zijn werkzaamheden daar overnemen.

Twee ideale krantenwijken, twee klachtendiensten en de verkoop van ARBO-boeken (HVV) brachten flink wat geld in het laadje. Zoveel, dat ik me een auto – VW-kever met open dak – kon permitteren.

Mijn abonnees zagen het grappige er wel van in. Ook omdat ik ondertussen onderwijzer was geworden en voor de hoofdacte bezig was. Ik vertelde dat graag bij de verkoop van ARBO-boeken die ik ook aan de RN-klanten probeerde te slijten. Want als een onderwijzer zegt dat een boek erg goed is wie zegt dan nog nee?

Nou die ‘nee-zegger’ was er. Toen ik aanbelde met een boek in mijn hand keek hij me zwijgend aan en deed zonder verder iets te zeggen, halverwege mijn verkooppraatje, de deur voor mijn neus dicht.

Mijn zichtbare financiële status had wel het nadeel dat ik bij het ophalen van de traditionele nieuwjaarsfooi aanmerkelijk minder kreeg dan de jaren daarvoor. Toen ik aanbelde bij de ‘nee-zegger’ sprak ik de nieuwjaarswens uit en wilde hem mijn kaartje geven. ''Ik geef niet aan bedelaars,” zei hij en sloot de deur.

Dat was erg onverstandig want hij wist niet dat ik toen al erg rancuneus en vervelend kon zijn. Als het regende had je bij je kranten een bovenste dus natte krant. Die was altijd voor meneer de néé-zegger. Ook als het niet regende was er wel een plas of een molshoop te vinden, waar de krant per ongeluk in viel.

Eén keer ging ik zelfs zo ver – ik kon aardig judoën in die tijd – om een hoek van de samengevouwen krant nat te maken en daarna los te peuteren, zodat bij het openvouwen vier gaten verschenen.

Dat was de regendruppel die de krantenemmer deed overlopen, want de volgende dag stond hij op de galerij om me schuimbekkend te vertellen dat hij genoeg van me had en dat hij, omdat zijn klachten toch werden genegeerd, een andere krant ging nemen: Inderdaad het Rotterdams Nieuwsblad. Thuisgekomen belde ik het Nieuwsblad en gaf hem op als nieuwe abonnee: vijf gulden bonus!

Twee dagen later kreeg ik de mutatie en ik belde aan. ''Uw nieuwe krant meneer,” zei ik, terwijl ik hem de krant overhandigde. Het gezicht dat hij trok behoort tot één van mijn kostbaarste jeugdherinneringen.


De volgende dag stond hij op de galerij te wachten en vroeg: ''hoeveel krijg je van me voor het nieuwjaar?”

''Niets meneer,” zei ik, ''Het Nieuwsblad heeft me al betaald. En als u weer terug wilt naar Het Vrije Volk zeg het dan eerst even tegen mij, dan regel ik het verder?”

Vanaf dat moment was hij weer één van de gewone abonnees.