Grafrust (2)

2 March 2020, 10:39 uur
Columns
mainImage

Heel eerlijk gezegd was ik niet van plan om nu over dit onderwerp te schrijven. Er stond al een andere column klaar, voor deze week, maar soms wordt je achterhaald door de actualiteit.

In deze zelfde krant las ik een bijdrage van Geert van Someren over dit onderwerp, naar aanleiding van de antwoorden van het college van burgemeester en wethouders op vragen van de fractievoorzitter van Leefbaar Ridderkerk.

Dan ga je op zoek, via de mij bekende kanalen, naar deze antwoorden om er daarna mee aan de slag te gaan. Ook de reacties die onder mijn eerdere column Grafrust waren geplaatst, maakten mij duidelijk dat de zaak “Stolk” niet op zichzelf stond. Er waren meer gedupeerden die geconfronteerd waren met het schenden van het grafrecht.

Maar ook de antwoorden van het college van B&W op de vragen gesteld door Leefbaar Ridderkerk leverden bij mij meer vragen dan antwoorden op.

Met regelmaat verwijst B&W naar de Verordening Algemene Begraafplaatsen Ridderkerk 2016, artikel 18 lid 3. Artikel lid 3 van deze verordening komt erop neer dat een rechthebbende van het particuliere graf, meestal de langstlevende meerderjarige echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad van zowel de rechthebbende als een der in het graf begraven overledenen, een overschrijving moet laten doen aan B&W.

Indien dit niet binnen de gestelde zes maanden na het overlijden van de rechthebbende gebeurd, is B&W bevoegd het recht op het particuliere graf te laten vervallen. Echter, artikel 18 “overschrijving van verleende rechten” lid 4 geeft aan dat nabestaande, als bedoeld in artikel 18 lid 1 en 2, zonodig en zover mogelijk voor het verlopen van de in lid 2 gestelde termijn (6 maanden) aan deze bepaling herinnerd.

In artikel 17 “recht particulieren graven” lid 9 geeft aan, dat deze herinnering geschiedt door mededeling op het mededelingenbord van de begraafplaats en een verwijzing bij het graf. Dit indien het adres van rechthebbende niet bekend is. Theoretisch zal dit best kloppen, maar inhoudelijk is dit wel een lekker makkelijk artikel om je er achter te verschuilen.

Laat ik het anders stellen. Ik neem als voorbeeld “ouders”, indien deze zijn overleden en je hebt als nabestaande(n) alles geregeld, grafrechten afgekocht voor 20 jaar dan ga je er toch vanuit dat het tot aan het einde van deze periode geregeld is en je niet wordt verrast dat binnen de termijn van grafrust (10 jaar) de grafbedekking wordt weggehaald en wie weet meer.

De Basisregistratie Personen, die door de Gemeenten worden bijgehouden, bevat alle persoonsgegevens van Nederlandse ingezetenen. Hoe eenvoudig kan het zijn voor een Gemeente om nabestaande(n) te achterhalen en hen vroegtijdig hierover te informeren. De kans is zeer groot dat je dit soort “incidenten”, zoals in Ridderkerk nu is gebeurd, kan uitsluiten. De vraag is dan ook waarom dit niet gebeurt of gebeurd is?

Zoals eerder vermeld riep de beantwoording, bij mij, meer vragen op. Ik mag toch aannemen dat de beheerder van de begraafplaatsen die het register, van begraven lijken en de bezorgde as bijhoudt, na overleg met de betrokken wethouder overgaat tot verwijderen van grafbedekking en stoffelijke resten en dat dit gebeuren wordt vastgelegd in een protocol. En de beheerder hierin niet op eigen initiatief handelt.

Ik vraag mij ook af waarom burgemeester Attema de woordvoerster voor dit “incident” is en niet wethouder Peter Meij. Die lijkt mij toch capabel genoeg om dit te behandelen.

Wanneer een hoger echelon zich met een “incident” gaat bemoeien zit er meestal meer achter en blijkt regelmatig dat het “incident” een grotere inhoud heeft, dan in eerste instantie werd c.q. wordt toegegeven.

Indien B&W bij dit “incident” zijn/haar geloofwaardig wilt behouden, dan wordt het tijd dat er feiten op tafel komen en niet nietszeggende, zonder bewijsvoering, antwoorden op vragen vanuit de Gemeenteraad en aan betrokkenen worden gegeven.

Mocht achteraf blijken dat hier grove fouten zijn gemaakt dan mag ik toch hopen, dat niet een lage ambtenaar wordt geslachtofferd, maar de hoogst verantwoordelijke hieruit zijn/haar conclusie trekt.