Eindelijk een bezem door die arrogante kunstsector

8 December 2022, 09:51 uur
Columns
mainImage

Het verging de grootste iconen van de Nederlandse schilderkunst slecht. Rembrandt stierf in grote armoede. Van Gogh pleegde zelfmoord en verkocht tijdens zijn leven slechts één schilderij.

Kultuurkamer

Dat drukte zwaar op het geweten van de Nederlands kunstwereld, zodat men toen het financieel goed ging, besloot om kunstenaars te gaan subsidiëren. Het voorbeeld werd gegeven door de in de bezettingstijd opgerichte kunstenaarsgilde: de Kultuurkamer. De leden werkten met de bezetter samen en kregen subsidie voor hun arische kunstuitingen.

Artistieke kwaliteit

Na de oorlog werd subsidie afhankelijk van artistieke kwaliteit. Nu kennen we in ons land de uitdrukking “over smaak valt niet te twisten”, maar daar gingen de subsidiegevers toch anders over denken. In Den Haag en de grote steden ontstonden groepen kunstkenners die gingen bepalen wie wel en wie geen subsidie mocht ontvangen. In Rotterdam ontstond de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur (RRKC). Pim Fortuyn noemde ze kunstpausen.

Mikmak

Ze gingen zich in de loop der tijden ook als heiligen gedragen. Verscheen zo’n paus op een expositie of in een galerie, dan ging de rode loper uit en liet de heilige zich graag omringen door gedienstige jaknikkers, die uit financiële overwegingen hoog opgaven over zijn/haar/het vermeende artistieke inzichten.* Ze zagen heel vaak de kleren van de keizer niet, maar niemand durfde te roepen dat de keizer naakt was. Een subsidie wordt immers gegeven, maar kan ook ingehouden worden. Dat het hier om belastinggeld van hardwerkende, meestal niet artistiek onderlegde burgers ging, was de hele quasi creatieve mikmak voor het gemak maar vergeten.

Elitaire smaak

Ooit sprak ik John Lanting van het toenmalige Theater van de Lach. Een toneelgezelschap dat kluchten opvoerde en altijd uitverkochte zalen trok. Hij vertelde me dat er theaterdirecteuren waren, die hem geen zaal wilden verhuren in verband met de “geringe artistieke kwaliteit” van zijn producties. Volle zalen met mensen, die plezier hebben en die daar voor betalen, werden niet gewaardeerd. Vrijwel hetzelfde merkte ik als docent in mijn ietwat elitaire openbaar onderwijs-omgeving. André van Duin werd als banaal ervaren en André Rieu was ordinair.

Verheven snobs

De kern van de zaak was, dat men zich mijlenver verheven voelde boven mensen die een andere mening hadden op artistiek gebied. Die hadden ook een smaak, maar die was van een veel lager niveau dan de smaak van de VPRO- en VARA-leden op mijn school; je artistieke mening bepaalde de bijbehorende (dis)kwalificatie.

Dit verschijnsel deed zich ook voor op muzikaal gebied. Free jazz en klassiek werden graag beluisterd, maar ook hier kwamen snel gradaties om de hoek kijken. Atonale muziek van bijvoorbeeld Hindemith was werkelijk het summum, waarbij de 9e van Beethoven verbleekte (populair klassiek). Natuurlijk Chopin (ook populair) was mooi, maar Henkemans subliem. En ik was nog zo dom om het te proberen en mompelde daarna zachtjes, dat ik hun smaak niet helemaal deelde in plaats van te roepen: “Stelletje snobs, zooitje kleren van de keizer-bewonderaars”

Dezelfde mensen

Als gemeenteraadslid heb ik jaren zitting genomen in de kunst en cultuurcommissie; gekscherend de vrijkaartencommissie genoemd. Zodoende heb ik veel premières, galaopeningen, recepties e.d. bijgewoond, waar ik vrijwel altijd dezelfde mensen tegenkwam. Ik werd als vertegenwoordiger van een echte volkspartij met het nodige dedain behandeld.

Schoonmaak

Daarom heb ik waardering voor de oud leerling van mijn school (nimmer in de klas gehad): wethouder Kasmi. Volgens mij leunt hij erg zwaar op zijn ambtenaren, maar hij heeft de bezem gehaald door die verzameling vastgeroeste kunstpausen. Een in mijn ogen een heel positief punt en daar krijgt hij mijn complimenten voor. Eindelijk iemand, die de kat de bel heeft aangebonden. De mededeling dat het bestuur van de RRKC naar de rechter wilde stappen, versterkt zijn en mijn mening.

Ik kom er nu pas op, omdat ik het merkwaardig vind, dat er gemeenteraadsleden zijn, die voor de bühne het dé-escalerende en daarom zo nuttige kerstdiner op het stadhuis niet nodig en te duur vinden, maar die de kunstkliek graag haar kostbare privileges wil laten behouden.

*Een oud wethouder van onze stad (zelfde partij als de voorzitter van RRKC) vertoonde zich na zijn promotie naar Den Haag graag in het openbaar met een schilderbaret schuin op de schedel. De artisticiteit droop er van af (sic)