door Jan D. Swart
Als D66-raadslid Elene Walgenbach het solo voor het zeggen zou hebben in Rotterdam was het leve de lol en werd de Eurekaweek 2020 zelfs in coronatijd een happening waar de nieuwe studenten van de vijftien hogescholen en één universiteit in de stad hun vingers bij zouden aflikken.
Wel allemaal met in achtneming van de basisvoorschriften van het RIVM, want de jeugdige Walgenbach is niet burgerlijk ongehoorzaam, maar diep in haar hart heeft ze inschattend wel het volgende pleidooi: zet de kleine straatjes naast cafés af voor autoverkeer, maakt ze (regen of zonneschijn) overdekt, vul ze volledig met terrassen, zet de stoelen, krukken, tafels en biertaps verankerd anderhalve meter uit elkaar, liefst twee, zodat er nog een klein foutje gemaakt kan worden, maar laat het jaarlijkse studentfeest in godsnaam wel doorgaan. Desnoods keurig ter plekke gecontroleerd door toezichthouders.
Zo ongeveer moet Walgenbach gedacht hebben toen ze gisteren een schriftelijk en dringend beroep deed op burgemeester Aboutaleb om ook de komende Eurekaweek wel glans te blijven voorzien. Zelf schrijft ze het als volgt: ''We moeten als Rotterdam een nieuwe lichting studenten toch een onvergetelijke eerste kennismaking met onze stad geven. D66 vindt dat studentenverenigingen uit onze stad dus moeten kunnen rekenen op een gemeente die met hen meedenkt en hen helpt.”
Walgenbach duimt dat er maatregelen genomen kunnen worden om de nieuwe studenten veilig te kunnen laten slapen in verenigingshuizen dan wel in een sporthal met die anderhalve meter als basis. Ze zou willen dat studenten in die feestweek in groepjes door de stad konden trekken, en er moet, vindt ze, ook een behoorlijke informatiemarkt te organiseren zijn.
‘’Veel studentenverenigingen vervullen een horecafunctie maar het is hen nog steeds niet duidelijk of zij aanspraak kunnen maken op het horecanoodfonds’’, luidt haar uitsmijter. ‘’Kan het college hen daarin van duidelijkheid voorzien?’’